De DSM-IV Criteria voor ADHD

Verschillende subgroepen van ADHD
De DSM-IV is een Amerikaans handboek voor de diagnose van psychische aandoeningen dat in de meeste landen als standaard in de psychiatrische diagnostiek dient. In de DSM-IV worden de criteria beschreven van de symptomen waaraan moet worden voldaan om van ADHD te spreken. Het is relatief onbekend dat men bij ADHD onderscheid maakt in drie verschillende subtypen, te weten:
  • Het overwegend onoplettende type, ook wel ADD genoemd, waarbij de hyperactiviteit ontbreekt.
  • Het overwegend hyperactief-impulsieve type
  • Het gecombineerde type. Het gecombineerde type kenmerkt zich door zowel concentratieproblemen, hyperactiviteit als impulsiviteit.

Hoofdkenmerken van ADHD volgens de DSM IV:
Omdat de kenmerken met het ouder worden iets kunnen afnemen, wordt vaak gesteld dat een volwassen patiƫnt moet voldoen aan 4 of 5 van 9 criteria van een of beide symptoomclusters.

A. Ofwel (1), ofwel (2)

  1. Zes (of meer) van de volgende symptomen van aandachtstekort zijn gedurende ten minste zes maanden aanwezig geweest in een mate die onaangepast is en niet past bij het ontwikkelingsniveau:

    Aandachtstekort:
    a. slaagt er vaak niet in voldoende aandacht te geven aan details of maakt achteloos fouten in schoolwerk, werk of bij andere activiteiten
    b. heeft vaak moeite de aandacht bij taken of spel te houden
    c. lijkt vaak niet te luisteren als hij/zij direct aangesproken wordt
    d. volgt vaak aanwijzingen niet op en slaagt er vaak niet in schoolwerk, karweitjes af te maken of verplichtingen op het werk na te komen (niet het gevolg van oppositioneel gedrag of van het onvermogen om aanwijzigen te begrijpen)
    e. heeft vaak moeite met het organiseren van taken en activiteiten
    f. vermijdt vaak, heeft een afkeer van of is onwillig zich bezig te houden met taken die een langdurige aandacht (langdurige geestelijke inspanning) vereisen (zoals school- of huiswerk)
    g. raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of bezigheden (bijvoorbeeld speelgoed, huiswerk, potloden, boeken of gereedschap)
    h. wordt vaak gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels
    i. is vaak vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden
  2. Zes (of meer) van de volgende symptomen van hyperactiviteit-impulsiviteit zijn gedurende ten minste zes maanden aanwezig geweest in een mate die onaangepast is en niet past bij het ontwikkelingsniveau:

    Hyperactiviteit:
    a. beweegt vaak onrustig met handen of voeten, of draait in zijn/haar stoel
    b. staat vaak op in de klas of in andere situaties waar verwacht wordt dat men op zijn plaats blijft zitten
    c. rent vaak rond of klimt overal op in situaties waarin dit ongepast is (bij adolescenten of volwassenen kan dit beperkt blijven tot subjectieve gevoelens van rusteloosheid)
    d. kan moeilijk rustig spelen of zich bezighouden met ontspannende activiteiten
    e. is vaak “in de weer” of “draaft maar door”
    f. praat vaak aan een stuk door

    Impulsiviteit
    g. gooit het antwoord er vaak al uit voordat de vragen afgemaakt zijn
    h. heeft vaak moeite op zijn/haar beurt te wachten
    i. verstoort vaak bezigheden van anderen of dringt zich op (bijvoorbeeld mengt zich zomaar in gesprekken of spelletjes)

B. Enkele symptomen van hyperactiviteit-impulsiviteit of onoplettendheid die beperkingen veroorzaken waren voor het zevende jaar aanwezig.
C. Enkele beperkingen uit de groep symptomen zijn aanwezig op twee of meer terreinen (bijvoorbeeld op school {of werk} en thuis).
D. Er moeten duidelijke aanwijzingen van significante beperkingen zijn in het sociale, school- of beroepsmatig functioneren.
E. De symptomen komen niet uitsluitend voor in het beloop van een pervasieve ontwikkelingsstoornis, schizofrenie of een andere psychotische stoornis en zijn niet eerder toe te schrijven aan een andere psychische stoornis (bijvoorbeeld stemmingsstoornis, angststoornis, dissociatieve stoornis of een persoonlijkheidsstoornis).